Vertaling van wonen

Inhoud:

Nederlands
Italiaans
gevestigd zijn, huizen, resideren, wonen {ww.}
dimorare
stare
abitare

wij wonen
jullie wonen
zij wonen

noi dimoriamo
voi/Voi dimorate
loro/Loro dimorano
» meer vervoegingen van dimorare



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Italiaans

Waar wonen jullie allemaal?

Dove vivete tutte voi?

Mijn ouders wonen in Kioto.

I miei genitori vivono a Kyoto.

In Alaska wonen miljoenen wilde dieren.

Millioni di animali selvaggi vivono in Alaska.

Zij en haar vriend wonen samen.

Lei e il suo moroso vivono assieme.

We wonen dicht bij het station.

Noi abitiamo vicino alla stazione.

John kan nu niet in Londen wonen.

John non può vivere a Londra adesso.

Hij kwam in mijn buurt wonen.

Lui si trasferì nel mio quartiere.

We wonen in de buurt van een grote bibliotheek.

Abitiamo vicino a una grande biblioteca.

We wonen in de buurt van de grens.

Abitiamo vicino alla frontiera.

De mensen die hier wonen zijn onze vrienden.

Le persone che abitano qui sono nostri amici.


Gerelateerd aan wonen

gevestigd zijn - huizen - resideren