Vertaling van aangezicht

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
gezicht [o], aangezicht [o], porem, facie, toet [m], gelaat [o] {zn.}
gezicht [o]
aangezicht [o]
porem
facie
toet [m]
gelaat [o] {zn.}
Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht.
Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht.
Je gezicht is bleek.
Je gezicht is bleek.
gezicht [o] (het ~), postzegel, aangezicht [o] (het ~), toetje, smoel [m] (de ~), tronie [v] (de ~), toet [m] (de ~), snufferd, snoet, facie [m] (de/het ~), ponem [o] (het ~), porem [o] (het ~), gelaat [o] (het ~), fieselemie, fieselefacie, snuit [m] (de ~), smoelwerk [o] (het ~), bakkes [o] (het ~), aanschijn {zn.}
gezicht [o] (het ~)
postzegel
aangezicht [o] (het ~)
toetje
smoel [m] (de ~)
tronie [v] (de ~)
toet [m] (de ~)
snufferd
snoet
facie [m] (de/het ~)
ponem [o] (het ~)
porem [o] (het ~)
gelaat [o] (het ~)
fieselemie
fieselefacie
snuit [m] (de ~)
smoelwerk [o] (het ~)
bakkes [o] (het ~)
aanschijn {zn.}
Ik heb een postzegel nodig.
Ik heb een postzegel nodig.
Ik heb een erg oude postzegel.
Ik heb een erg oude postzegel.


Gerelateerd aan aangezicht

gezicht - porem - facie - toet - gelaat - postzegel - toetje - smoel - tronie - snufferd - snoet - ponem - fieselemie - fieselefacie - snuitlichaamsdeel - kin - wal - kaak - mond - neus - oog - voorhoofd - wang - wenkbrauw