Vertaling van arme
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
arme , armoedzaaier {zn.}
arme
armoedzaaier {zn.}
armoedzaaier {zn.}
Hij was een arme muzikant.
Hij was een arme muzikant.
Het arme meisje werd blind.
Het arme meisje werd blind.
arme , armoedzaaier , have-not, have-nots, kaaljakker, minderbedeelde, misdeelde, niksnakker, pauper , sjofelaar {bn.}
arme
armoedzaaier
have-not
have-nots
kaaljakker
minderbedeelde
misdeelde
niksnakker
pauper
sjofelaar {bn.}
armoedzaaier
have-not
have-nots
kaaljakker
minderbedeelde
misdeelde
niksnakker
pauper
sjofelaar {bn.}
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
Hij was een arme muzikant.
Hij was een arme muzikant.
Het arme meisje werd blind.
Het arme meisje werd blind.
Deze arme kat is bijna gestorven van de honger.
Deze arme kat is bijna gestorven van de honger.
Er was eens een arme boer in het dorp.
Er was eens een arme boer in het dorp.
Er waren eens een arme man en een rijke vrouw.
Er waren eens een arme man en een rijke vrouw.