Vertaling van beet
knauw
beet {zn.}
knauwen
happen
beitsen {ww.}
ik beitste
jij beitste
hij/zij/het beitste
ik beet
jij beet
hij/zij/het beet
» meer vervoegingen van bijten
bijten
corroderen
uitbijten
uitvreten
wegvreten {ww.}
ik tastte aan
jij tastte aan
hij/zij/het tastte aan
ik tastte aan
jij tastte aan
hij/zij/het tastte aan
» meer vervoegingen van aantasten
beet {zn.}
beet {zn.}
beet {zn.}
ik beet
jij beet
hij/zij/het beet
ik beet
jij beet
hij/zij/het beet
» meer vervoegingen van bijten
ik beet
jij beet
hij/zij/het beet
ik beet
jij beet
hij/zij/het beet
» meer vervoegingen van bijten
happen {ww.}
ik beet
jij beet
hij/zij/het beet
ik beet
jij beet
hij/zij/het beet
» meer vervoegingen van bijten
bijten
corroderen
invreten
uitbijten
uitvreten
aanvreten {ww.}
hij/zij/het vrat aan
zij vraten aan
ik beet
hij/zij/het beet in
zij beten in
ik beet in
» meer vervoegingen van inbijten