Vertaling van declareren
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
aangeven, verklaren, declareren, betuigen {ww.}
aangeven
verklaren
declareren
betuigen {ww.}
verklaren
declareren
betuigen {ww.}
ik geef aan
jij geeft aan
hij/zij/het geeft aan
ik geef aan
jij geeft aan
hij/zij/het geeft aan
» meer vervoegingen van aangeven
Ik ga jou aangeven bij de politie.
Ik ga jou aangeven bij de politie.
Neemt u me niet kwalijk, kunt u me de suiker aangeven?
Neemt u me niet kwalijk, kunt u me de suiker aangeven?
factureren, declareren {ww.}
factureren
declareren {ww.}
declareren {ww.}
ik declareer
jij declareert
hij/zij/het declareert
ik factureer
jij factureert
hij/zij/het factureert
» meer vervoegingen van factureren
declareren {ww.}
declareren {ww.}
ik declareer
jij declareert
hij/zij/het declareert
ik declareer
jij declareert
hij/zij/het declareert
» meer vervoegingen van declareren
aangeven, declareren {ww.}
aangeven
declareren {ww.}
declareren {ww.}
ik geef aan
jij geeft aan
hij/zij/het geeft aan
ik geef aan
jij geeft aan
hij/zij/het geeft aan
» meer vervoegingen van aangeven