Vertaling van klokken
kakelen {ww.}
ik kakel
jij kakelt
hij/zij/het kakelt
ik klok
jij klokt
hij/zij/het klokt
» meer vervoegingen van klokken
ik klok
jij klokt
hij/zij/het klokt
ik klok
jij klokt
hij/zij/het klokt
» meer vervoegingen van klokken
ik klok
jij klokt
hij/zij/het klokt
ik klok
jij klokt
hij/zij/het klokt
» meer vervoegingen van klokken
ik klok
jij klokt
hij/zij/het klokt
ik klok
jij klokt
hij/zij/het klokt
» meer vervoegingen van klokken
ik klok
jij klokt
hij/zij/het klokt
ik klok
jij klokt
hij/zij/het klokt
» meer vervoegingen van klokken
klok (mv. klokken) {zn.}
stolp {zn.}
uurwerk {zn.}
klokje {zn.}
broedhen
klok (mv. klokken)
klokhen {zn.}
klok (mv. klokken)
stulp {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Voor wie luiden de klokken?
Voor wie luiden de klokken?
We repareren allerlei soorten klokken hier.
We repareren allerlei soorten klokken hier.
In mijn kamer zijn er geen klokken.
In mijn kamer zijn er geen klokken.
De klokken luidden, terwijl het paar de kerk verliet.
De klokken luidden, terwijl het paar de kerk verliet.
Tijd heeft geen onderverdelingen om het verstrijken ervan aan te duiden, er is nooit een onweersbui of trompetgeschal om het begin van een nieuwe maand of een nieuw jaar aan te kondigen. Zelfs wanneer er een nieuwe eeuw aanbreekt, zijn alleen wij stervelingen het, die klokken luiden en pistolen afschieten.
Tijd heeft geen onderverdelingen om het verstrijken ervan aan te duiden, er is nooit een onweersbui of trompetgeschal om het begin van een nieuwe maand of een nieuw jaar aan te kondigen. Zelfs wanneer er een nieuwe eeuw aanbreekt, zijn alleen wij stervelingen het, die klokken luiden en pistolen afschieten.