Vertaling van knauw

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
hap, knauw, beet [m] {zn.}
hap
knauw
beet [m] {zn.}
Ze nam een hap uit de appel.
Ze nam een hap uit de appel.
knauw [m] (de ~) {zn.}
knauw [m] (de ~) {zn.}
bijten, knauwen, happen, beitsen {ww.}
bijten
knauwen
happen
beitsen {ww.}

ik beits
jij beitst
hij/zij/het beitst

ik bijt
jij bijt
hij/zij/het bijt
» meer vervoegingen van bijten

Blaffende honden bijten niet.
Blaffende honden bijten niet.
Blaffende honden bijten niet
Blaffende honden bijten niet
deuk, knak, knauw [m] (de ~) {zn.}
deuk
knak
knauw [m] (de ~) {zn.}
knauwen {ww.}
knauwen {ww.}

ik knauw
jij knauwt
hij/zij/het knauwt

ik knauw
jij knauwt
hij/zij/het knauwt
» meer vervoegingen van knauwen

knauwen {ww.}
knauwen {ww.}

ik knauw
jij knauwt
hij/zij/het knauwt

ik knauw
jij knauwt
hij/zij/het knauwt
» meer vervoegingen van knauwen



Gerelateerd aan knauw

hap - beet - bijten - knauwen - happen - beitsen - deuk - knakhap - deceptie - bijten - spreken