Vertaling van lichten

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
lichten, luminisceren {ww.}
lichten
luminisceren {ww.}

ik licht
jij licht
hij/zij/het licht

ik licht
jij licht
hij/zij/het licht
» meer vervoegingen van lichten

Plots gingen de lichten uit.
Plots gingen de lichten uit.
We konden de lichten van de stad in de verte zien.
We konden de lichten van de stad in de verte zien.
lichten, twinkelen, flonkeren, flikkeren {ww.}
lichten
twinkelen
flonkeren
flikkeren {ww.}

ik flikker
jij flikkert
hij/zij/het flikkert

ik licht
jij licht
hij/zij/het licht
» meer vervoegingen van lichten

lichten {ww.}
lichten {ww.}

ik licht
jij licht
hij/zij/het licht

ik licht
jij licht
hij/zij/het licht
» meer vervoegingen van lichten

aan zijn, lichten, schijnen, licht geven {ww.}
aan zijn
lichten
schijnen
licht geven {ww.}

ik licht
jij licht
hij/zij/het licht

ik licht
jij licht
hij/zij/het licht
» meer vervoegingen van lichten

Hij houdt zich aan zijn woord.
Hij houdt zich aan zijn woord.
Aan zijn vrienden kent men de man.
Aan zijn vrienden kent men de man.
ruimen, lichten, lenzen, uithalen, legen, ledigen {ww.}
ruimen
lichten
lenzen
uithalen
legen
ledigen {ww.}

ik ledig
jij ledigt
hij/zij/het ledigt

ik ruim
jij ruimt
hij/zij/het ruimt
» meer vervoegingen van ruimen

We hebben ook lenzen in ons assortiment.
We hebben ook lenzen in ons assortiment.
Ze beloofde me dat ze mijn kamer op zou ruimen.
Ze beloofde me dat ze mijn kamer op zou ruimen.
licht (mv. lichten) {bn.}
licht (mv. lichten) {bn.}
licht (mv. lichten) {bn.}
licht (mv. lichten) {bn.}
licht (mv. lichten), ondiep, oppervlakkig {bn.}
licht (mv. lichten)
ondiep
oppervlakkig {bn.}
licht (mv. lichten) [o], schijn [m], schijnsel [o] {zn.}
licht (mv. lichten) [o]
schijn [m]
schijnsel [o] {zn.}
Schijn bedriegt
Schijn bedriegt
Laat je niet door schijn bedriegen.
Laat je niet door schijn bedriegen.
licht (mv. lichten), makkelijk, gemakkelijk, vlot {bn.}
licht (mv. lichten)
makkelijk
gemakkelijk
vlot {bn.}
licht (mv. lichten) {bn.}
licht (mv. lichten) {bn.}
licht (mv. lichten), lichtjes, zwak, zwakjes {bw.}
licht (mv. lichten)
lichtjes
zwak
zwakjes {bw.}
licht (mv. lichten), gemakkelijk verteerbaar, licht verteerbaar {bn.}
licht (mv. lichten)
gemakkelijk verteerbaar
licht verteerbaar {bn.}
hel, helder, klaar, licht (mv. lichten) {bn.}
hel
helder
klaar
licht (mv. lichten) {bn.}
helder, licht (mv. lichten), lichtend {bn.}
helder
licht (mv. lichten)
lichtend {bn.}
licht (mv. lichten), zwak {bn.}
licht (mv. lichten)
zwak {bn.}
licht (mv. lichten), raam [o] (het ~), venster [o] (het ~), glasraam [o] (het ~), vensterraam, raampje {zn.}
licht (mv. lichten)
raam [o] (het ~)
venster [o] (het ~)
glasraam [o] (het ~)
vensterraam
raampje {zn.}
Jim, sluit het venster.
Jim, sluit het venster.
Kunt u het venster openen?
Kunt u het venster openen?
licht (mv. lichten) {bn.}
licht (mv. lichten) {bn.}
licht (mv. lichten) {bn.}
licht (mv. lichten) {bn.}
licht (mv. lichten), bliksem [m] (de ~), weerlicht [m] (de/het ~), hemelvuur, bliksemlicht {zn.}
licht (mv. lichten)
bliksem [m] (de ~)
weerlicht [m] (de/het ~)
hemelvuur
bliksemlicht {zn.}
Omdat licht sneller reist dan geluid zien we de bliksem voordat we de donder horen.
Omdat licht sneller reist dan geluid zien we de bliksem voordat we de donder horen.
Ik zie een licht.
Ik zie een licht.
bolleboos [m] (de ~), bollebof, hoogvlieger [m] (de ~), knapperd [m] (de ~), licht (mv. lichten), meesterbrein {zn.}
bolleboos [m] (de ~)
bollebof
hoogvlieger [m] (de ~)
knapperd [m] (de ~)
licht (mv. lichten)
meesterbrein {zn.}
lamp [m] (de ~), licht (mv. lichten) [o] (het ~), lichtje {zn.}
lamp [m] (de ~)
licht (mv. lichten) [o] (het ~)
lichtje {zn.}
gladjes, moeiteloos, probleemloos, soepel, licht (mv. lichten), gemakkelijk, makkelijk {bn.}
gladjes
moeiteloos
probleemloos
soepel
licht (mv. lichten)
gemakkelijk
makkelijk {bn.}
licht (mv. lichten) {bn.}
licht (mv. lichten) {bn.}
licht (mv. lichten) [o] (het ~) {zn.}
licht (mv. lichten) [o] (het ~) {zn.}
onbeduidend, futiel, gering, onbetekenend, licht (mv. lichten) {bn.}
onbeduidend
futiel
gering
onbetekenend
licht (mv. lichten) {bn.}
enigszins, licht (mv. lichten), wat {bw.}
enigszins
licht (mv. lichten)
wat {bw.}


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Plots gingen de lichten uit.

Plots gingen de lichten uit.

We konden de lichten van de stad in de verte zien.

We konden de lichten van de stad in de verte zien.