Vertaling van opbellen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
opbellen {ww.}
opbellen {ww.}
ik zal opbellen
ik zou opbellen
jij zult opbellen
ik zal opbellen
ik zou opbellen
jij zult opbellen
» meer vervoegingen van opbellen
Laat mij mijn advocaat opbellen.
Laat mij mijn advocaat opbellen.
Ik wil hem opbellen. Heb jij zijn nummer?
Ik wil hem opbellen. Heb jij zijn nummer?
bellen, telefoneren, opbellen, draaien {ww.}
bellen
telefoneren
opbellen
draaien {ww.}
telefoneren
opbellen
draaien {ww.}
ik zal bellen
jij zult bellen
hij/zij/het zal bellen
ik zal bellen
jij zult bellen
hij/zij/het zal bellen
» meer vervoegingen van bellen
Waar kunnen we telefoneren ?
Waar kunnen we telefoneren ?
Waar kan ik bellen?
Waar kan ik bellen?
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
Laat mij mijn advocaat opbellen.
Laat mij mijn advocaat opbellen.
Ik wil hem opbellen. Heb jij zijn nummer?
Ik wil hem opbellen. Heb jij zijn nummer?