Vertaling van spruiten
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
spruiten, uitspruiten {ww.}
spruiten
uitspruiten {ww.}
uitspruiten {ww.}
ik spruit
jij spruit
hij/zij/het spruit
ik spruit
jij spruit
hij/zij/het spruit
» meer vervoegingen van spruiten
spruiten, afstammen {ww.}
spruiten
afstammen {ww.}
afstammen {ww.}
ik stam af
jij stamt af
hij/zij/het stamt af
ik spruit
jij spruit
hij/zij/het spruit
» meer vervoegingen van spruiten
ontluiken, spruiten, geboren worden {ww.}
ontluiken
spruiten
geboren worden {ww.}
spruiten
geboren worden {ww.}
hij/zij/het ontluikt
zij ontluiken
ik spruit
hij/zij/het spruit
zij spruiten
ik spruit
» meer vervoegingen van spruiten
botten, uitspruiten, uitschieten, uitbotten, spruiten {ww.}
botten
uitspruiten
uitschieten
uitbotten
spruiten {ww.}
uitspruiten
uitschieten
uitbotten
spruiten {ww.}
hij/zij/het bot
zij botten
ik spruit
hij/zij/het spruit uit
zij spruiten uit
ik spruit uit
» meer vervoegingen van uitspruiten
Onze hond begraaft zijn botten in de tuin.
Onze hond begraaft zijn botten in de tuin.
uitspruiten, spruiten {ww.}
uitspruiten
spruiten {ww.}
spruiten {ww.}
ik spruit
jij spruit
hij/zij/het spruit
ik spruit uit
jij spruit uit
hij/zij/het spruit uit
» meer vervoegingen van uitspruiten
kind , loot, spruit , koter {zn.}
kind
loot
spruit
koter {zn.}
loot
spruit
koter {zn.}
Het kind schilderde bloemen.
Het kind schilderde bloemen.
Ik ben enig kind.
Ik ben enig kind.
spruit , spruitjes {zn.}
spruit
spruitjes {zn.}
spruitjes {zn.}
lot , poot , groei , telg , rank , schoot, uitloper , spruit , scheut , afzetsel, loot {zn.}
lot
poot
groei
telg
rank
schoot
uitloper
spruit
scheut
afzetsel
loot {zn.}
poot
groei
telg
rank
schoot
uitloper
spruit
scheut
afzetsel
loot {zn.}
Liefde van het lot
Liefde van het lot
Het is het lot van de mens om te lijden.
Het is het lot van de mens om te lijden.