Vertaling van tegenspreken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
tegenspreken {ww.}
tegenspreken {ww.}

ik zal tegenspreken
jij zult tegenspreken
hij/zij/het zal tegenspreken

ik zal tegenspreken
jij zult tegenspreken
hij/zij/het zal tegenspreken
» meer vervoegingen van tegenspreken

tegenspreken, tegenwerpen, in tegenspraak zijn met {ww.}
tegenspreken
tegenwerpen
in tegenspraak zijn met {ww.}

ik zal tegenspreken
jij zult tegenspreken
hij/zij/het zal tegenspreken

ik zal tegenspreken
jij zult tegenspreken
hij/zij/het zal tegenspreken
» meer vervoegingen van tegenspreken

tegenspreken {ww.}
tegenspreken {ww.}

ik zal tegenspreken
jij zult tegenspreken
hij/zij/het zal tegenspreken

ik zal tegenspreken
jij zult tegenspreken
hij/zij/het zal tegenspreken
» meer vervoegingen van tegenspreken

ontkennen, tegenspreken {ww.}
ontkennen
tegenspreken {ww.}

ik zal ontkennen
ik zou ontkennen
jij zult ontkennen

ik zal ontkennen
ik zou ontkennen
jij zult ontkennen
» meer vervoegingen van ontkennen

Je kunt dat niet ontkennen.
Je kunt dat niet ontkennen.
bestrijden, tegenspreken, betwisten, aanvechten {ww.}
bestrijden
tegenspreken
betwisten
aanvechten {ww.}

ik zal aanvechten
jij zult aanvechten
hij/zij/het zal aanvechten

ik zal bestrijden
jij zult bestrijden
hij/zij/het zal bestrijden
» meer vervoegingen van bestrijden

Ik heb wat medicijnen nodig om de pijn te bestrijden.
Ik heb wat medicijnen nodig om de pijn te bestrijden.


Gerelateerd aan tegenspreken

tegenwerpen - in tegenspraak zijn met - ontkennen - bestrijden - betwisten - aanvechten