Vertaling van uitbijten
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
uitbijten {ww.}
uitbijten {ww.}
ik zal uitbijten
ik zou uitbijten
jij zult uitbijten
ik zal uitbijten
ik zou uitbijten
jij zult uitbijten
» meer vervoegingen van uitbijten
bijten, wegvreten, uitvreten, uitbijten, corroderen, aantasten {ww.}
bijten
wegvreten
uitvreten
uitbijten
corroderen
aantasten {ww.}
wegvreten
uitvreten
uitbijten
corroderen
aantasten {ww.}
ik zal aantasten
ik zou aantasten
jij zult aantasten
ik zal bijten
ik zou bijten
jij zult bijten
» meer vervoegingen van bijten
Blaffende honden bijten niet.
Blaffende honden bijten niet.
Blaffende honden bijten niet
Blaffende honden bijten niet
bijten, aanvreten, uitvreten, uitbijten, invreten, corroderen, inbijten {ww.}
bijten
aanvreten
uitvreten
uitbijten
invreten
corroderen
inbijten {ww.}
aanvreten
uitvreten
uitbijten
invreten
corroderen
inbijten {ww.}
hij/zij/het zal aanvreten
zij zult aanvreten
hij/zij/het zal aanvreten
hij/zij/het zal bijten
zij zullen bijten
hij/zij/het zou bijten
» meer vervoegingen van bijten
Zeg haar dat ge haar graag ziet. Heb geen schrik. Ze zal u niet bijten.
Zeg haar dat ge haar graag ziet. Heb geen schrik. Ze zal u niet bijten.