Vertaling van wijd

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
wijd, wijd open {bw.}
wijd
wijd open {bw.}
breed, wijd {bn.}
breed
wijd {bn.}
wijd {bn.}
wijd {bn.}
wijd {bn.}
wijd {bn.}
slobberig, wijd {bn.}
slobberig
wijd {bn.}
breedvoerig, groot, royaal, ruim, uitgebreid, uitgestrekt, wijd {bn.}
breedvoerig
groot
royaal
ruim
uitgebreid
uitgestrekt
wijd {bn.}
inwijden, zegenen, inzegenen, wijden {ww.}
inwijden
zegenen
inzegenen
wijden {ww.}

ik wijd in
jij wijdt in
hij/zij/het wijdt in

ik wijd in
jij wijdt in
hij/zij/het wijdt in
» meer vervoegingen van inwijden

inzegenen, zegenen, inwijden, wijden, consecreren, consacreren {ww.}
inzegenen
zegenen
inwijden
wijden
consecreren
consacreren {ww.}

ik consacreer
jij consacreert
hij/zij/het consacreert

ik zegen in
jij zegent in
hij/zij/het zegent in
» meer vervoegingen van inzegenen

breed, wijd {bn.}
breed
wijd {bn.}
wijden {ww.}
wijden {ww.}

ik wijd
jij wijdt
hij/zij/het wijdt

ik wijd
jij wijdt
hij/zij/het wijdt
» meer vervoegingen van wijden

sanctificeren, zegenen, sacreren, sanctifiëren, sacraliseren, heiligen, consecreren, consacreren, wijden {ww.}
sanctificeren
zegenen
sacreren
sanctifiëren
sacraliseren
heiligen
consecreren
consacreren
wijden {ww.}

ik consacreer
jij consacreert
hij/zij/het consacreert

ik sanctificeer
jij sanctificeert
hij/zij/het sanctificeert
» meer vervoegingen van sanctificeren

wijden {ww.}
wijden {ww.}

ik wijd
jij wijdt
hij/zij/het wijdt

ik wijd
jij wijdt
hij/zij/het wijdt
» meer vervoegingen van wijden



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Doe je mond wijd open.

Doe je mond wijd open.

Zo wijd de wereld strekt

Zo wijd de wereld strekt

Op de brug zit een mug met haar muil wijd open; zeven ezels, achttien kwezels zijn er in gekropen.

Op de brug zit een mug met haar muil wijd open; zeven ezels, achttien kwezels zijn er in gekropen.