Vertaling van <spoor

Inhoud:

Nederlands
Portugees
spoor,  {zn.}
esporão
spoor, karrespoor, wagenspoor {zn.}
rodeira
carril
spoor [o], spoorweg [m] {zn.}
caminho de ferro
ferrovia
estrada de ferro
spoor {zn.}
espora
aguilhão
baan [v], spoor {zn.}
pista
aanporren, aansporen, aanvuren, prikkelen, stimuleren, zwepen {ww.}
aguçar
estimular
reavivar
encorajar
aansporen, aanvuren, aanwakkeren, opwekken, zwepen {ww.}
incitar
instigar
impelir