Vertaling van aanmaken

Inhoud:

Nederlands
Portugees
aanmaken, bereiden, toebereiden, voorbereiden {ww.}
aprontar
preparar
aparelhar
aanmaken, aansteken, doen ontbranden, ontsteken, stoken {ww.}
acender
maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren {ww.}
fazer
cometer
confeccionar
executar
formar
Hij is bang fouten te maken.
Ele tem medo de cometer erros.
Wees niet bang om een fout te maken.
Não tenha medo de cometer um erro.
fabriceren, maken, aanmaken, vervaardigen {ww.}
fabricar