Vertaling van aansteken
Inhoud:
Nederlands
Portugees
aansteken, besmetten, infecteren, verpesten {ww.}
infectar
aandoen, aandraaien, aansteken, schakelen, inschakelen {ww.}
acender
ligar
ligar
aanmaken, aansteken, doen ontbranden, ontsteken, stoken {ww.}
acender