Vertaling van afgelopen

Inhoud:

Nederlands
Portugees
afgelopen, laatstleden, verleden, verschenen, vervlogen, voorbij {bn.}
passado
af, afgelopen, gereed, klaar {bn.}
disposto
prestes
pronto
aflopen, eindigen, ophouden, uitgaan, uitlopen, uitraken, verlopen {ww.}
terminar
acabar
aflopen, beieren, galmen, kleppen, luiden, schalmen, overgaan {ww.}
vibrar
soar
afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door {ww.}
percorrer
atravessar


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Portugees

Morgen is de conferentie afgelopen.

A conferência acabará amanhã.

Waarom belde je me niet afgelopen nacht?

Por que você não me ligou ontem à noite?

Wat heb je afgelopen nacht gedaan?

O que você fez noite passada?

Zijn oudere zus is afgelopen maand getrouwd.

A irmã mais velha dela casou-se o mês passado.

Ze was afgelopen maand in Amerika.

Ela estava na América mês passado.

Hij verbleef de afgelopen vijf dagen in dat hotel.

Ele esteve hospedado no hotel nos últimos cinco dias.

Ik kwam Mary tegen op het feest afgelopen week.

Eu encontrei Mary na festa, semana passada.

Ik heb afgelopen nacht een grappige droom gehad.

Eu tive um sonho engraçado noite passada.

Gisteren is de wekker niet afgelopen en Kurt is niet wakker geworden.

Ontem o despertador não tocou e Kurt não acordou.


Gerelateerd aan afgelopen

laatstleden - verleden - verschenen - vervlogen - voorbij - af - gereed - klaar - aflopen - eindigen - ophouden - uitgaan - uitlopen - uitraken - verlopen