Vertaling van alleen
Inhoud:
Nederlands
Portugees
alleen, enig, louter, verlaten {bn.}
isolado
só
sozinho
único
só
sozinho
único
alleen, enkel, maar, pas, slechts, uitsluitend {bw.}
não ... mais que
só
somente
apenas
só
somente
apenas
alleen, in zijn eentje, één per keer {bw.}
um a um
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Portugees
Ben je alleen?
Você está só?
Ik ben graag alleen.
Eu gosto de estar sozinho.
Ik weet alleen dit.
Eu só sei disso.
Tom drinkt alleen koffie.
Tom só toma café.
Ik voelde me alleen.
Me senti sozinho.
Ik zeg het alleen maar!
Só estou dizendo.
We hebben alleen maar thee.
A gente só tem chá.
De oude man leeft alleen.
O idoso mora sozinho.
Ik wil niet alleen gaan.
Não quero ir sozinho.
Ze is niet meer alleen.
Ela não está mais sozinha.
Ik kan alleen maar wachten.
Só me resta esperar.
Alleen de waarheid is schoon.
Somente a verdade é bela.
Een mens leeft niet van brood alleen.
Não só de pão vive o homem.
Alleen mijn moeder begrijpt me echt.
Só a minha mãe me entende de verdade.
Hij leeft alleen in de bossen.
Ele mora sozinho na floresta.