Vertaling van besturen

Inhoud:

Nederlands
Portugees
besturen, dirigeren, mennen, richten, sturen {ww.}
guiar
governar
encaminhar
gerir
dirigir
besturen, binnenbrengen, loodsen {ww.}
pilotar
besturen, brengen, leiden, geleiden, voeren {ww.}
levar
guiar
conduzir
Teveel stress kan tot een handicap leiden.
Muito estresse pode levar à doença física.
besturen, bestieren, managen, administreren, beheren, toedienen {ww.}
gerir
reger
administrar
besturen, de scepter zwaaien, heersen, regeren, aansturen {ww.}
governar
reger
dominar
besturen, sturen {ww.}
conduzir
dirigir
guiar

wij besturen

administreren, beheren, besturen, toedienen {ww.}
gerir
reger
administrar
aanvoeren, besturen, regeren {ww.}
dirigir
administrar
beheren, besturen, huishouden {ww.}
administrar casa
regering [v] (de ~), landsregering, administratie [v], beheer [o], bestuur (mv. besturen) [o], toediening [v] {zn.}
administração
administratie [v], beheer [o], bestuur (mv. besturen) [o], toediening [v] {zn.}
administração
bestuur (mv. besturen) [o] {zn.}
directoria
bestuur (mv. besturen) [o] {zn.}
administração
administratiekantoor [o], bestuur (mv. besturen) [o], administratie [v] {zn.}
administração
overheidsdienst [m] (de ~), administratie [v], beheer [o], bestuur (mv. besturen) [o], toediening [v] {zn.}
administração
machtsapparaat, gezagsapparaat, administratie [v], beheer [o], bestuur (mv. besturen) [o], toediening [v] {zn.}
administração