Vertaling van bezit

Inhoud:

Nederlands
Portugees
bezit [o] {zn.}
propriedade
possessão
bezit [o], bezitting [v], eigendom [o], goed, vermogen {zn.}
propriedade
possessão
actief [o], bedrijvende vorm [m], bezit [o], tegoed {zn.}
voz activa
activo
bezitten, erop nahouden, rijk zijn {ww.}
possuir
ter
fruir


Gerelateerd aan bezit

bezitting - eigendom - goed - vermogen - actief - bedrijvende vorm - tegoed - bezitten - erop nahouden - rijk zijn