Vertaling van bouw

Inhoud:

Nederlands
Portugees
bouw [m], constructie [v], samenstelling [v], structuur [v] {zn.}
conformação
estrutura
teia
contextura
beschaving [v], bouw [m], cultuur [v], verbouwing [v], teelt {zn.}
cultura
Toen ik vier jaar geleden naar de Verenigde Staten verhuisde, had ik moeite om me aan te passen aan een nieuwe taal en cultuur.
Quando me mudei aos Estados Unidos, há quatro anos, tive problemas para me adaptar a uma nova língua e cultura.
bouwen, opbouwen, timmeren {ww.}
construir de madeira
desbastar
carpintejar
aanleggen, bouwen, construeren {ww.}
edificar
erigir
construir