Vertaling van bril
Inhoud:
Nederlands
Portugees
bril {eigenn.}
óculos
bril , zetel {zn.}
lugar
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Portugees
Hij draagt een bril.
Ele usa óculos.
Hij draagt altijd een donkere bril.
Ele sempre usa óculos escuros.