Vertaling van doen
colocar
meter
proceder
agir
proceder
agir
cometer
confeccionar
executar
formar
proceder
agir
Voorbeelden in zinsverband
Wat wil je doen?
O que você quer fazer?
Niet doen, Sam!
Sam, não!
Ge moet uw best doen.
Você deve dar o melhor de si.
Doe wat ge moet doen.
Façam o que têm de fazer.
We moeten iets doen, Tom.
Temos que fazer algo, Tom.
Waarom moet ik dat doen?
Por que é que eu tenho que fazer isso?
Waarom moet ik dit doen?
Por que eu devo fazer isso?
Wat ben je aan het doen?
Qual é o seu trabalho?
We zouden iets dan dit gaan doen.
Deveríamos fazer algo assim.
Ik vond dat ik dat moest doen.
Eu achei que precisava fazer isso.
Ik moet morgen een hoop werk doen.
Tenho muito trabalho a fazer amanhã.
Niet erg, ik kan het zelf doen.
Não se preocupe, eu mesmo posso fazê-lo.
Ik zal alles voor u doen.
Farei qualquer coisa por você.
Jouw ogen doen me denken aan sterren.
Seus olhos me lembram estrelas.
Wil je me een plezier doen?
Poderia me fazer um favor?