Vertaling van dronken
Inhoud:
Nederlands
Portugees
beschonken, dronken, zat {bn.}
bêbado
embriagado
ébrio
embriagado
ébrio
drinken, gebruiken {ww.}
beber
libar
libar
Ik wil iets kouds drinken.
Quero beber algo gelado.
Wil je iets te drinken?
Você gostaria de algo para beber?
drinken, pimpelen {ww.}
beber
beber em excesso d'alcoólico
beber em excesso d'alcoólico
Ik zou graag iets te drinken hebben.
Eu queria algo para beber.
Ik ben gestopt met roken en drinken.
Eu parei de fumar e de beber.