Vertaling van fietsen

Inhoud:

Nederlands
Portugees
fietsen, wielrijden {ww.}
pedalar
fiets [m] (de ~), rijwiel [o] (het ~), tweewieler [m], zwijntje [o], velo, stalen ros {zn.}
bicicleta
camelo
biciclo
Ik heb geen fiets.
Não tenho uma bicicleta.
Ken wil een fiets.
Ken quer uma bicicleta.
tweewieler [m] (de ~), fiets [m] (de ~), rijwiel [o] (het ~), zwijntje [o], velo, stalen ros {zn.}
bicicleta
camelo
biciclo
Mag ik deze fiets gebruiken?
Posso usar esta bicicleta?
Is dit jouw fiets?
Essa é a sua bicicleta?


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Portugees

Auto's vervingen de fietsen.

Carros substituíram as bicicletas.

Ik heb leren fietsen toen ik zes was.

Aprendi a andar de bicicleta quando tinha seis anos de idade.


Gerelateerd aan fietsen

wielrijden - fiets - rijwiel - tweewieler - zwijntje - velo - stalen ros