Vertaling van gebruiken
Inhoud:
Nederlands
Portugees
aanwenden, benutten, gebruiken {ww.}
usar
despender
servir-se de
empregar
despender
servir-se de
empregar
Mag ik deze fiets gebruiken?
Posso usar esta bicicleta?
Mag ik jouw telefoon gebruiken?
Posso usar o seu telefone?
drinken, gebruiken {ww.}
beber
libar
libar
Ik wil iets kouds drinken.
Quero beber algo gelado.
Wil je iets te drinken?
Você gostaria de algo para beber?
bikken, gebruiken, eten, vreten, nuttigen {ww.}
comer
Kan ik eten?
Posso comer?
Wanneer kunnen we eten?
Quando podemos comer?
gebruik (mv. gebruiken) , gewoonte, usance {zn.}
costume
hábito
hábito
Het is ons gebruik om onze schoenen uit te doen voor we het huis binnengaan.
É nosso costume tirar os sapatos antes de entrar na casa.
gebruik (mv. gebruiken) , zede {zn.}
uso
costume
costume
Dat is het woordenboek dat ik alle dagen gebruik.
É esse o dicionário que eu uso todo dia.
gebruik (mv. gebruiken) , genot {zn.}
uso
usança
emprego
usança
emprego
aanwending , gebruik (mv. gebruiken) {zn.}
uso
usança
emprego
usança
emprego
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Portugees
Ik moet medicijnen gebruiken.
Eu preciso tomar remédios.
Mag ik deze fiets gebruiken?
Posso usar esta bicicleta?
Mag ik jouw telefoon gebruiken?
Posso usar o seu telefone?
Je mag altijd mijn woordenboek gebruiken.
Você pode usar o meu dicionário sempre que quiser.
Mag ik je woordenboek even gebruiken?
Posso usar o seu dicionário um minutinho?
Wij gebruiken woorden om te communiceren.
Nós usamos palavras para nos comunicarmos.
Weet je hoe je een woordenboek moet gebruiken?
Você sabe usar um dicionário?
"Mag ik je potlood gebruiken?" "Natuurlijk, ga je gang."
"Posso usar o seu lápis?" "Claro, vá em frente."
Je mag mijn auto gebruiken, als je wil.
Vocês podem usar meu carro se quiserem.