Vertaling van geloof

Inhoud:

Nederlands
Portugees
geloof {zn.}
crença
religie [v], geloof, godsdienst {zn.}
religião
Religie is het opium van het volk.
A religião é o ópio do povo.
Religie is het opium van het volk.
A religião é o ópio do povo.
fiducie [v], geloof, vertrouwen {zn.}
geloven, houden voor, menen {ww.}
acreditar
crer
Ik kan het moeilijk geloven.
Mal posso acreditar.
Het is moeilijk te geloven.
É difícil de acreditar.
achten, geloven, van mening zijn, vinden {ww.}
opinar
ser de opinião
julgar


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Portugees

Ik geloof je.

Eu acredito em você.

Geloof jij in ufo's?

Acredita em OVNIs?

Ik geloof in spoken.

Eu acredito em fantasmas.

Geloof je wat hij zei?

Você acredita no que ele disse?

Ik geloof niet in God.

Eu não acredito em Deus.

Ik geloof dat het morgen gaat sneeuwen.

Acho que vai nevar amanhã.

Ik geloof dat ik daarover een theorie heb.

Eu acho que tenho uma teoria sobre isso.

Ik geloof niet dat zij het zou verstaan.

Eu não acho que ela entenderia.

Ik geloof Naomi niet; ik denk dat ze liegt.

Eu não acredito em Naomi. Acho que ela está mentindo.

Het heeft geen zin te doen alsof om mij te laten geloven dat ik dingen geloof die jij niet gelooft!

Não há porque fingir para me fazer acreditar que eu acredito em coisas que você não acredita!


Gerelateerd aan geloof

religie - godsdienst - fiducie - vertrouwen - geloven - houden voor - menen - achten - van mening zijn - vinden