Vertaling van gieren

Inhoud:

Nederlands
Portugees
gieren, joelen, roepen, schreeuwen {ww.}
gritar
bradar
berrar
Ik hoorde een vrouw schreeuwen.
Eu ouvi uma mulher gritar.
gieren, mesten, bemesten {ww.}
estercar
fluiten, gieren, piepen {ww.}
assobiar
silvar
apitar
gier (mv. gieren) {zn.}
abutre
draai [m], wending [v], zwenking [v], gier (mv. gieren), keer, slag [m], zwaai, zwenk {zn.}
volta


Gerelateerd aan gieren

joelen - roepen - schreeuwen - mesten - bemesten - fluiten - piepen - gier - draai - wending - zwenking - keer - slag - zwaai - zwenk