Vertaling van halen
Inhoud:
Nederlands
Portugees
halen, inslaan, raken, teisteren, treffen {ww.}
atingir
dar no alvo
acertar
dar no alvo
acertar
betrekken, halen, laten komen, ontbieden {ww.}
ir buscar
mandar buscar
fazer vir
mandar buscar
fazer vir
slagen, halen {ww.}
triunfar
passar
passar
haal (mv. halen), schrap, schreef, streek, streep {zn.}
risco
traço
risca
traço
risca
haal (mv. halen), teug, trek {zn.}
tiragem
tração
tirada
tração
tirada
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Portugees
Ze wou een rijbewijs halen.
Ela quer tirar a carteira de motorista.
Ga haar medicijnen halen en een glas water.
Vá buscar o remédio dela e um copo d'água.
Ga naar de dokter om je recept te halen!
Vai ao médico pegar a receita!