Vertaling van huwelijk

Inhoud:

Nederlands
Portugees
echt [m], echtverbintenis [v], huwelijk, huwelijkse staat {zn.}
matrimônio
casamento
echt [m], echtverbintenis [v], huwelijk [v] {zn.}
matrimônio
matrimónio
in de echt verbinden, trouwen, uithuwelijken {ww.}
casar
Ik wil met je trouwen.
Quero me casar com você.
Hij beloofde met haar te trouwen.
Ele prometeu casar-se com ela.
in de echt verbinden, trouwen, uithuwelijken {ww.}
casar
Ze besloot met Tom te trouwen.
Ela decidiu casar-se com Tom.
Ze besliste met hem te trouwen.
Ela decidiu casar-se com ele.