Vertaling van klimmen
Inhoud:
Nederlands
Portugees
klimmen, naar boven gaan, rijzen, stijgen, bestijgen {ww.}
subir
ascender
ascender
Een beer kan in een boom klimmen.
Ursos conseguem subir em árvores.
klauteren, klimmen {ww.}
subir
trepar
descer
trepar
descer