Vertaling van leven

Inhoud:

Nederlands
Portugees
leven {ww.}
viver
Ik heb geleerd te leven zonder haar.
Eu aprendi a viver sem ela.
Zonder tv kan ik niet leven.
Eu não consigo viver sem uma televisão.
leven {zn.}
vida
Het leven is prachtig!
A vida é bela.
Dat is het leven.
É a vida.
herrie [v], lawaai, leven, ophef, rumoer, kabaal {zn.}
barulho
ruído
Maak geen lawaai.
Não faça barulho.
We kunnen niet slapen vanwege het lawaai.
Nós não conseguimos dormir por causa do barulho.
hachje [o], leven {zn.}
vida
viver
Dichters kunnen niet leven zonder liefde.
Os poetas não podem viver sem amor.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Portugees

Het leven is prachtig!

A vida é bela.

Dat is het leven.

É a vida.

We leven in vrede.

Vivemos em paz.

Het leven is kort.

A vida é curta.

We leven in het atoomtijdperk.

Vivemos na era atômica.

Vissen leven in het water.

Peixes vivem na água.

Hij leefde een eenvoudig leven.

Ele viveu uma vida simples.

Zolang er leven is, is er hoop.

Enquanto houver vida, haverá esperança.

In het bos leven wilde dieren.

Animais selvagens vivem na floresta.

Ik heb geleerd te leven zonder haar.

Eu aprendi a viver sem ela.

Ik wil in een grote stad leven.

Quero morar numa cidade grande.

Waar er leven is, is er hoop.

Onde há vida, há esperança.

Zonder tv kan ik niet leven.

Eu não consigo viver sem uma televisão.

Ze bleef heel haar leven vrijgezel.

Ela se manteve solteira a vida inteira.

Twee gezinnen leven in hetzelfde huis.

Duas famílias vivem na mesma casa.


Gerelateerd aan leven

herrie - lawaai - ophef - rumoer - kabaal - hachje