Vertaling van maken
cometer
confeccionar
executar
formar
estabelecer
pruzir
engendrar
compor
instituir
criar
restaurar
reparar
Voorbeelden in zinsverband
Buitenlanders maken me nieuwsgierig.
Eu fico intrigado com estrangeiros.
Aangenaam kennis te maken.
Muito prazer.
Spinnen maken webben.
As aranhas tecem teias.
Ik zal u gelukkig maken.
Eu te farei feliz.
Hij is bang fouten te maken.
Ele tem medo de cometer erros.
Ik zal een man van u maken.
Farei de você um homem.
Hij houdt ervan wandelingen te maken.
Ele gosta de dar caminhadas.
Wees niet bang om fouten te maken.
Não tenha medo de errar.
Kunt u alstublieft plaats voor mij maken?
Poderia, por favor, fazer sala para mim?
Dit heeft niets met mij te maken.
Isso não tem nada a ver comigo.
Zult ge deze namiddag uw huiswerk maken?
Você vai fazer sua lição de casa esta tarde?
Mama is een taart aan het maken.
A mamãe está fazendo um bolo.
Help je me even de kamer schoon te maken?
Você me ajuda a limpar o quarto?
Wees niet bang om een fout te maken.
Não tenha medo de cometer um erro.
Het heeft niets te maken met het echte leven.
Não tem nada a ver com a vida real.