Vertaling van naar
Inhoud:
Nederlands
Portugees
naar, ziek {bn.}
doente
enfermo
enfermo
akelig, naar, onaangenaam, verdrietelijk, vervelend {bn.}
desagradável
enjoado
enjoado
akelig, naar, onaangenaam {bn.}
detestável
odioso
odioso
aan, bij, naar, tegen, tot, voor, op {vz.}
a
para
para
blijkens, ingevolge, langs, naar, volgens {vz.}
ao longo de
conforme
de acordo de
relativamente a
conforme
de acordo de
relativamente a
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Portugees
Tom knipoogde naar Mary.
Tom piscou para Mary.
Ik moet naar bed.
Eu preciso ir para a cama.
Ga naar school.
Vá para a escola.
Ik wil naar huis.
Quero ir para casa.
Tom verlangde naar wraak.
Tom queria vingança.
Ze wees naar hem.
Ela apontou para ele.
Ik luister naar muziek.
Ouço música.
Naar het Hiltonhotel alstublieft.
Ao hotel Hilton, por favor.
Naar het zuiden.
Ao sul.
Breng hem naar binnen.
Traga-o para dentro.
Willen jullie naar de film of naar het theater?
Desejam ir ao cinema ou ao teatro?
De bibliotheek is naar rechts.
A biblioteca é para a direita.
Ik wil naar het buitenland.
Quero viajar fora.
Mag ik naar huis gaan?
Posso ir para a minha casa?
Ik ben naar Nagasaki gegaan.
Fui a Nagasaki.