Vertaling van open

Inhoud:

Nederlands
Portugees
open {bn.}
aberto
open, vacant {bn.}
vacante
vago
open {bn.}
aberto
los, onbelemmerd, onbezet, open, vlot, vrij, vrijgesteld {bn.}
livre
opendoen, openen, openmaken {ww.}
abrir
Ik vroeg Tom het raam te openen.
Pedi a Tom para abrir a janela.
Ik kan de deur niet openen. Hebt gij de sleutel?
Não consigo abrir a porta. Você tem a chave?


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Portugees

Doe je mond open.

Abra a sua boca!

Doe je ogen open.

Abre os teus olhos.

De supermarkt is open.

O supermercado está aberto.

Hou de deur open.

Deixa a porta aberta.

Ze deed haar ogen open.

Ela abriu os olhos.

Laat de deur niet open.

Não deixe a porta aberta.

Doe de deur niet open.

Não abra a porta.

De deur gaat niet open.

A porta não quer abrir.

Zij doet het raam open.

Ela abre a janela.

Wilt ge zo goed zijn het venster open te doen?

Você poderia abrir a janela, por favor?

Omdat het zondag was, waren de winkels niet open.

Sendo domingo, as lojas não estavam abertas.

Zij heeft me gezegd het raam open te doen.

Ela me disse para abrir a janela.

Toen ik mijn ogen weer open deed, stond er ineens een onbekende dame voor mijn neus.

Quando eu abri meus olhos novamente, de repente uma senhora desconhecida estava de pé bem na minha frente.


Gerelateerd aan open

vacant - los - onbelemmerd - onbezet - vlot - vrij - vrijgesteld - opendoen - openen - openmaken