Vertaling van opmaken
Inhoud:
Nederlands
Portugees
opmaken, verdoen, verklungelen, verkwisten, vermorsen, verspillen {ww.}
esbanjar
dissipar
dissipar
opmaken, opstellen, redigeren, stellen, stileren {ww.}
redegir
opgebruiken, opmaken, verbruiken {ww.}
gastar