Vertaling van pakken

Inhoud:

Nederlands
Portugees
aanvatten, nemen, oprapen, pakken, vatten {ww.}
pegar
tomar
tirar
Ik zal deze paraplu nemen.
Vou pegar esse guarda-chuva.
Jullie moeten bus 5 nemen.
Você deve pegar o ônibus número 5.
kleven, pakken, plakken, elkaar aantrekken {ww.}
aderir
beetkrijgen, beetnemen, pakken, vangen, vastpakken, vatten {ww.}
aprisionar
capturar
apanhar
emballeren, pakken, inpakken {ww.}
empacotar
enfardar
embalar
pak (mv. pakken) [o], pakket [o] {zn.}
pacote
embrulho
laag, pak (mv. pakken) [o] {zn.}
lençol
estrato
filão
camada
dracht [v], gewaad, kostuum, pak (mv. pakken) [o] {zn.}
traje
veste
costume