Vertaling van paren

Inhoud:

Nederlands
Portugees
verzamelen, bijeenbrengen, bijeengaren, bijeenkrijgen, rapen, samenbrengen, verenigen, vergaren, paren, vergaderen, accumuleren, ophopen, opeenhopen {ww.}
juntar em excesso
acumular
duo [o], koppel, paar (mv. paren), stel, tweetal {zn.}
par
Ik kocht een paar laarzen.
Eu comprei um par de botas.
Tom bewaart een extra paar schoenen in de achterbak van zijn auto.
Tom guarda um par de sapatos extra no porta-malas do seu carro.
duo [o], stelletje [o], koppel, paar (mv. paren), span, stel, tweetal {zn.}
par
parelha
casal