Vertaling van passen

Inhoud:

Nederlands
Portugees
in overeenstemming zijn, passen {ww.}
estar conforme a
gelegen komen, passen, schikken, uitkomen, voegen, betamen {ww.}
ser apropriado
ser conveniente
convir
betamen, horen, behoren, passen, voegen {ww.}
ser decente
ser próprio
convir
bijeenpassen, harmoniëren, samenklinken, passen {ww.}
estar em harmonia
beproeven, passen, aanpassen, proberen, toetsen, uitproberen {ww.}
experimentar
provar
ensaiar
pas (mv. passen) [m], paspoort [o] {zn.}
passaporte
Mag ik uw paspoort even zien?
Posso ver seu passaporte?
Iemand heeft mijn paspoort gestolen.
Alguém roubou o meu passaporte.
pas (mv. passen), schrede, stap, tred, voetstap {zn.}
passo
Ik ben klaar. Wat is de volgende stap?
Terminei. Qual é o próximo passo?
alleen, enkel, maar, pas (mv. passen), slechts, uitsluitend {bw.}
não ... mais que

somente
apenas
juist, net, pas (mv. passen), straks, zojuist, zoëven, daarnet, daarstraks, zonet {bw.}
agora mesmo
neste instante


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Portugees

Mag ik het eens passen?

Posso experimentá-lo?

Ik zal op je kinderen passen vanavond.

Cuidarei de seus filhos hoje à noite.

Toen ik vier jaar geleden naar de Verenigde Staten verhuisde, had ik moeite om me aan te passen aan een nieuwe taal en cultuur.

Quando me mudei aos Estados Unidos, há quatro anos, tive problemas para me adaptar a uma nova língua e cultura.