Vertaling van pik
Inhoud:
Nederlands
Portugees
jongeheer , leuter , lul , pik , snikkel , lid, piemel, plasser, penis {zn.}
pênis
De penis ging in de vagina.
O pênis entrou na vagina.
De penis is één van de mannelijke geslachtsorganen.
O pênis é um dos órgãos reprodutores masculinos.
pikken, priemen, prikken, steken {ww.}
picar
aferroar
aferroar
pikken, zingen, fluiten {ww.}
bicar
aanzien, dulden, toelaten, tolereren, velen, verdragen, pikken {ww.}
suportar
aturar
tolerar
agüentar
aturar
tolerar
agüentar
Verdragen kan onverdraaglijk zijn.
Suportar pode ser insuportável.