Vertaling van scharrelen
Inhoud:
Nederlands
Portugees
het hof maken, scharrelen, vrijen {ww.}
namorar
galantear
galantear
klauwen, krabben, krauwen, scharrelen {ww.}
coçar
arranhar
arranhar
aan de scharrel zijn, fladderen, flirten, scharrelen, wapperen {ww.}
esvoaçar
flutuar
borboletear
flutuar
borboletear