Vertaling van schenden

Inhoud:

Nederlands
Portugees
bederven, beschadigen, havenen, schenden, stukmaken, toetakelen {ww.}
estragar
deteriorar
avariar
danificar
arruinar
onteren, ontmaagden, ontwijden, schenden {ww.}
desvirginar
ontheiligen, ontwijden, profaneren, schenden, verontheiligen {ww.}
profanar
violar
desonrar
breken, afbreken, doorbreken, schenden, stukbreken, verbreken {ww.}
romper
quebrar
rasgar
partir