Vertaling van school

Inhoud:

Nederlands
Portugees
school [v], leerschool [v] {zn.}
escola
Ga naar school.
Vá para a escola.
Waar is de school?
Onde está a escola?
drift [v], groep, hoop, kudde, schare, school, set, stel, troep, zwerm, vlucht {zn.}
grupo
reunião
colecção
Ik zou me graag bij jullie groep aansluiten.
Gostaria de me juntar ao seu grupo.
kunstrichting [v], school {zn.}
escola
Hoe laat is school uit?
Quando termina a escola?
Wij moeten naar school gaan.
Precisamos ir à escola.
bijbrengen, instrueren, leren, scholen {ww.}
ensinar
lecionar
instruir
In 1972 begon Dr. Francine Patterson met gebarentaal aan Koko te leren.
Em 1972, a doutora Francine Patterson começou a ensinar a língua de sinais a Koko.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Portugees

Ga naar school.

Vá para a escola.

Dat is onze school.

Aquela é a nossa escola.

Waar is je school?

Onde é a sua escola?

Dat is mijn school.

Aquela é a minha escola.

Waar is de school?

Onde está a escola?

Hoe laat is school uit?

Quando termina a escola?

Wij moeten naar school gaan.

Precisamos ir à escola.

Ik vind school niet leuk.

Eu não gosto da escola.

Hij geeft handvaardigheidsles op school.

Ele ensina artes e ofícios numa escola.

Ik wil niet naar school.

Eu não quero ir à escola.

Wat leer je op school?

O que você está aprendendo na escola?

School begint in de lente.

A escola começa na primavera.

De school begint om negen uur.

A escola começa às nove.

Deze school is opgericht in 1650.

A escola foi fundada em 1650.

Ik ben gisteren niet naar school gegaan.

Não fui para a escola ontem.


Gerelateerd aan school

leerschool - drift - groep - hoop - kudde - schare - set - stel - troep - zwerm - vlucht - kunstrichting - bijbrengen - instrueren - leren