Vertaling van snoep
Inhoud:
Nederlands
Portugees
zoetigheid , snoep, snoepgoed, zoet {zn.}
doce
coisa doce
coisa doce
Mijn zus houdt van snoep.
Minha irmã gosta de doce.
Suiker is zoet.
O açúcar é doce.
lekkernij , versnapering , snoep, snoepgoed {zn.}
guloseima
acepipe
acepipe
snoepen {ww.}
saborear
comer
comer
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Portugees
Mijn zus houdt van snoep.
Minha irmã gosta de doce.
Ik neem snoep mee voor de kinderen.
Trago balas às crianças.