Vertaling van span

Inhoud:

Nederlands
Portugees
spanning [v], span, spanne, spanwijdte {zn.}
palmo
duo [o], stelletje [o], koppel, paar, span, stel, tweetal {zn.}
par
parelha
casal
Ik kocht een paar laarzen.
Eu comprei um par de botas.
Tom bewaart een extra paar schoenen in de achterbak van zijn auto.
Tom guarda um par de sapatos extra no porta-malas do seu carro.
spannen, bespannen, inspannen, tuigen, optuigen, voorspannen {ww.}
jungir
atrelar
nauwer aanhalen, opwinden, spannen, strekken, uitrekken {ww.}
engatilhar
apertar
entesar
retesar
esticar
dar corda
armar


Gerelateerd aan span

spanning - spanne - spanwijdte - duo - stelletje - koppel - paar - stel - tweetal - spannen - bespannen - inspannen - tuigen - optuigen - voorspannen