Vertaling van spruit
Inhoud:
Nederlands
Portugees
loot, scheut, spruit, uitloper, uitspruitsel {zn.}
broto
geboren worden, ontluiken, spruiten {ww.}
vir à luz
nascer
nascer
botten, spruiten, uitbotten, uitschieten, uitspruiten {ww.}
soltar botões
rebentar
renovar
gomar
rebentar
renovar
gomar