Vertaling van stop

Inhoud:

Nederlands
Portugees
ingezet stuk, lap, lapwerk, opgezet stuk, stop, verstelgoed {zn.}
remendo
plug, prop, stekker, stop, stopmiddel, tap {zn.}
plugue
obturador
rolha
tampa
bucha
leggen, steken, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, doen {ww.}
pôr
colocar
meter
Ik kan mijn handpalmen op de vloer plaatsen zonder mijn knieën te buigen.
Eu consigo colocar as palmas das minhas mãos no chão sem dobrar os joelhos.
De Europese integratie is begonnen om een eind te stellen aan de talrijke en bloedige oorlogen tussen buurlanden, die hun hoogtepunt kenden in de Tweede Wereldoorlog.
A União Europeia foi criada com o objetivo de pôr termo às frequentes guerras sangrentas entre países vizinhos, que culminaram na Segunda Guerra Mundial.
afslaan, blijven staan, halt houden, stilhouden, stilstaan, stoppen {ww.}
parar
deter-se
demorar-se
Ge moet stoppen met roken.
Você deve parar de fumar.
Je zou beter stoppen met roken.
Você deveria parar de fumar.
boeten, flikken, lappen, oplappen, stoppen, verstellen {ww.}
remendar
consertar
dempen, vullen, invullen, spekken, stoppen, volmaken, volschenken {ww.}
encher
completar
aflaten, ophouden, stoppen, uitscheiden, wijken {ww.}
parar de
cessar
Hij besliste te stoppen met roken.
Ele decidiu parar de fumar.
Ik kon niet stoppen met lachen.
Não conseguia parar de rir.
stoppen {ww.}
remendar
dichten, dichtmaken, stoppen, toestoppen, verstoppen, volstoppen {ww.}
arrolhar
tampar
tapar
obturar
obstruir

ik stop

constipatie veroorzaken, stoppen, verstoppen {ww.}
constipar

ik stop

aanhouden, keren, stilleggen, stilzetten, stoppen, stuiten {ww.}
fazer parar
reprimir

ik stop

afbreken, opbreken, opheffen, staken, stelpen, stoppen, stopzetten {ww.}
fazer cessar
interromper

ik stop



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Portugees

Stop met praten en luister.

Para de falar e escuta.

Stop met spreken en luister naar mij.

Para de falar e me escuta.


Gerelateerd aan stop

ingezet stuk - lap - lapwerk - opgezet stuk - verstelgoed - plug - prop - stekker - stopmiddel - tap - leggen - steken - plaatsen - stellen - stoppen