Vertaling van strand
Inhoud:
Nederlands
Portugees
strand {zn.}
praia
Welke kant is het strand op?
Para que lado fica a praia?
Ik bracht de hele dag door aan het strand.
Passo o dia inteiro na praia.
floppen, in het water vallen, schipbreuk leiden, stranden {ww.}
malograr-se
fracassar
fracassar
falen, misgaan, mislukken, sjezen, stralen, stranden, zakken {ww.}
ter mau êxito
sofrer um xeque
malograr-se
sofrer um xeque
malograr-se
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Portugees
Welke kant is het strand op?
Para que lado fica a praia?
Ik bracht de hele dag door aan het strand.
Passo o dia inteiro na praia.