Vertaling van tellen

Inhoud:

Nederlands
Portugees
tellen, aftellen, neertellen {ww.}
numerar
calculeren, rekenen, berekenen, tellen, uitrekenen {ww.}
computar
orçar
calcular
achting [v], tel (mv. tellen) [m] {zn.}
estima
apreciação
moment, ogenblik, oogwenk, tel (mv. tellen) [m], tijdstip, wijl, wip {zn.}
momento
instante
Dit is het beslissende moment. Het is nu of nooit.
É o momento chave. É agora ou nunca.
seconde [v], tel (mv. tellen) [m] {zn.}
segundo
pols, polsslag, tel (mv. tellen) [m] {zn.}
pulso
De dokter nam mijn pols.
O médico me tomou o pulso.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Portugees

Hij kan niet tellen.

Ele não pode contar.

Mijn zoon kan al tot honderd tellen.

Meu filho já sabe contar até cem.

Wanneer je twee jaar oud was kon je al tot tien tellen.

Você conseguia contar até dez quando você tinha dois anos.


Gerelateerd aan tellen

aftellen - neertellen - calculeren - rekenen - berekenen - uitrekenen - achting - tel - moment - ogenblik - oogwenk - tijdstip - wijl - wip - seconde