Vertaling van treffen
Inhoud:
Nederlands
Portugees
halen, inslaan, raken, teisteren, treffen {ww.}
atingir
dar no alvo
acertar
dar no alvo
acertar
aantreffen, ontmoeten, tegemoet treden, tegenkomen, treffen {ww.}
encontrar
achar
achar
Mijn oude vriend ontmoeten was erg aangenaam.
Fiquei muito feliz ao encontrar meu velho amigo.
Het was hem niet gegeven haar ooit nog te ontmoeten.
Ele estava destinado a nunca a encontrar novamente.
vinden, bevinden, treffen, aantreffen {ww.}
encontrar
achar
asceitar
deparar
achar
asceitar
deparar
Heb je een reden om dat te vinden?
Você tem algum fundamento para achar isso?
Ik kan Tom niet vinden. Is hij al weg?
Não consigo achar Tom. Ele já foi embora?
gevecht, kamp, slag , strijd, treffen, veldslag {zn.}
luta
batalha
pugna
peleja
combate
batalha
pugna
peleja
combate
Ze hebben het gevecht verloren.
Eles perderam a batalha.
De strijd gaat verder!
A luta continua!